Bungalow

Een bungalow is een type van huisje dat oorspronkelijk in India ontstaan is. Het woord is afgeleid van het Indische ‘Bengali’, waarmee een huis in Bengaalse stijl wordt bedoeld. Deze huisjes bestonden uit één ruimte en een ruime veranda.

De term werd in het Engels in 1696 voor het eerst gebruikt. Het sloeg toen op de bungalows in India voor de Engelse zeilers van de Oost Indische Compagnie. Later werd het de naam voor de grotere huizen of officiële verblijfplaatsen van de Britse Raj. Hierdoor kreeg het woord ook exotische connotaties.

In Singapore en Maleisië is het woord populair geworden door de Britten die de bungalow daar bouwden. Vandaag de dag slaat het woord bungalow in deze landen op een eengezinswoning die uit maximaal 3 kamers bestaat.

In Europa verstaat men onder het woord bungalow, een woning of vakantiewoning bestaand uit een enkele woon- en slaapruimte. Een bungalow heeft dus maar één verdieping. Soms echter wordt er een tweede verdieping toegevoegd onder het dak, dit noemt men dan vaak een semibungalow. Een kelder is soms ook nog inbegrepen. Vaak zijn bungalows eerder klein, hoewel oudere bungalows soms iets groter zijn.

In West-Europa is de bungalow bekend geworden na de Eerste Wereldoorlog. Na de Tweede Wereldoorlog ziet men overal in West-Europa dat men bungalows bouwt op het platte land of aan de kuststreken. Doordat mensen begonnen grondstukken te kopen en het genot van vakantie leerden kennen, werd een bungalow een mooi extraatje naast de woning in de stad. Hier kon men zich rustig terugtrekken. Tijdens de jaren 30 waren het vooral vierkante, vanaf de jaren 60 zijn de bungalows eerder vierhoekig inzake grondplan.

Sinds de jaren 80 worden bungalowparken gebouwd waarbij de bungalows dienst doen als vakantiewoning. Veelal worden meerdere faciliteiten – zoals zwembad, sportvelden, wandelpaden, restaurants – verzameld onder gezamenlijke eigendom.